Na de winter volgt altijd weer het voorjaar

Als in januari de dagen weer langer worden dan de nachten, begint het bij veel vogels voorzichtig weer te kriebelen. Terwijl de maanden daarvoor vooral in het teken stonden van het bij elkaar zoeken van voldoende voedsel, breekt nu de tijd aan om een partner te zoeken en voor nageslacht te zorgen.

Voor een deel van de vogels die in Meinerswijk de winter doorbrengen, betekent dat eerst verhuizen naar de broedgebieden meer naar het noorden of oosten van Europa.

We denken dan natuurlijk allereerst aan de kolganzen (foto) die helemaal naar Noord-Rusland verhuizen. Maar ook veel eendensoorten en de in de vorige nieuwsbrief besproken kramsvogels en koperwieken zoeken hun heil in noordelijker streken.

In Nederland beginnen langzaam maar zeker steeds meer vogels bij het krieken van de dag te zingen.

Op de eerste zachte winterochtenden in januari laten de eerste merels zich vaak al horen. Niet veel later gevolgd door de eerste zanglijsters die alvast een broedplekje claimen.

De zanglijster (foto) is goed te herkennen aan het telkens twee of drie keer herhalen van een korte strofe: tepieh, tepieh, tudeluu, tudeluu, tudeluu, prie, prie, prie, enzovoort.

Een ander vogeltje wat er in het voorjaar al vroeg bij is, is de heggenmus (foto). Een heel explosief rinkelend liedje, meestal voorgedragen vanuit de top van een klein boompje of een struik.

Ooit heb ik iemand eens horen zeggen dat het wel wat leek op een doosje rammelende zilveren theelepeltjes van oma.

En dan wordt het maart en houden de meeste vogelaars hun oren gespitst om de eerste tjiftjaf van het voorjaar te horen. Het is een heel klein bruin vogeltje dat meestal wat onopvallend door het struikgewas scharrelt maar zeker in het voorjaar luid en duidelijk zijn eigen naam roept.

Ze overwinteren in het zuiden van Europa en dat maakt dat ze ook al zo vroeg weer terug zijn. Al is het ook zo dat door de zachte winters van tegenwoordig een aantal niet eens meer de moeite neemt om te vertrekken en gewoon de hele winter in ons land blijft. En is de eerste eenmaal gehoord dan hoor je ze de dagen daarna ineens overal.

Zodra de meidoorns in blad beginnen te komen, horen we ineens weer het prachtige liedje van de zwartkop (foto), door Jac. P. Thijsse ooit de klokjesaria genoemd.

De fitis arriveert, hij lijkt sprekend op de tjiftjaf maar zingt een heel ander liedje.

En zo druppelen in de loop van april en mei steeds meer zomergasten Meinerswijk binnen: grasmussen, kleine karekieten, bosrietzangers en de laatste jaren ook meestal wel een nachtegaal.

Tekst: Egbert Vrieling, vaste gids bij ons vroege vogel excursies
Foto’s: Resie Robbers, al bijna 50 jaar woonachtig in Meinerswijk
Beiden zijn bestuurslid van VVM

Dit bericht is geplaatst in Algemeen. Bookmark de permalink.